dinsdag 2 juli 2013

9 Mei in Paramaribo toch

Ik loop de heerlijk koele slaapkamer uit in guesthouse Famiri (waarover een andere keer meer). BAM!! ik stoot heel hard mijn hoofd. Dat was ik even vergeten van gisteren.
Snoeihard en onverbiddelijk knal weer ik met mijn hoofd tegen de Surinaamse hitte. Het duizelt me een paar tellen voordat ik door heb wat er aan de hand is. “Kan je nagaan” lacht Elise achter me. “En dan hebben we de airco nog steeds op 27 graden staan. Dat is dus niet zo heel koud toch?”

Nadat ik van de schrik ben bekomen en de sterretjes voor mijn ogen verdwenen zijn pak ik koffie en ga zitten aan de ontbijttafel. Het is de bedoeling naar de vlindertuin te gaan, niet het meest spannende uitje in Suriname maar voor een eerste dag wel lekker en tussen vier en vijf staat er ook nog eens een busje klaar om ons naar Elise haar thuisbasis te brengen in Nieuw Nickerie.

We gaan met de taxi naar de vlindertuin, het is enigszins moeilijk te bereiken en dit is verreweg de beste manier. De terugweg zou geen probleem moeten zijn met een stuk wandelen, een busje en dan overstappen op nog een busje. We hebben dan geen idee hoe het werkt met de busjes hier. maar het klinkt prima als Hennie van het guesthouse het rustig vertelt.
De Javaanse taxichauffeur, een neef overigens van de taxichauffeur die ons gisteren van het vliegveld terug naar Paramaribo bracht, lacht om alle rare Creolen en Hindoestanen in hun dure auto’s. “Maar thuis hebben ze nog niet eens een stoel om op te zitten toch. En hun tuin is ook een zooitje toch. Als je een nette tuin ziet dan weet je zeker dat er een Javaan woont toch.” Besluit hij zijn betoog.

‘Toch’ is trouwens bedoeld om je zin mee te eindigen hier, of het nou een vraag is of niet. Ja toch.

In de Vlindertuin volgen we het levenspad dat een vlinder aflegt. Van eitje tot rups tot cocon tot fladderende schoonheid. En het is echt heel corny maar de vlinders in mijn buik worden steeds drukker. Ik kan mijn liefje weer met eigen ogen aanschouwen. In levende lijve en in vol ornaat!
Ondanks de warmte houden we elkaar vast en staan we steeds dicht bij elkaar. Het is echt tof om te merken dat ze dezelfde fascinatie voor beestjes heeft als ik. Als twee kleine kinderen rennen we vol verbazing achter alles aan wat beweegt. Van een oversized pad tot een torretje met voelsprieten in plaats van ogen tot een luid zoemende kolibrie, alles vinden we even bijzonder en leuk. Het maakt me heel gelukkig.

Ondertussen heb ik mijn derde hypo te pakken. De warmte, het vreemde land en de opwinding drukken zwaar op mijn energievoorraad. Of de insuline gevoeligheid is een stuk hoger, dat kan ook. Door de warmte stroomt mijn bloed een stuk harder en dus gaat de insuline veel sneller door mijn lichaam. Ik moet even snel wat eten maar wil het niet laten blijken maar door de hypo wordt ik wel een stuk chagrijniger wat ik natuurlijk ook probeer te verdoezelen. Het lukt niet, Elise heeft het direct door en wil me helpen door even te gaan zitten en wat te drinken voor me te halen. Ik ben koppig en zeg dat het niet nodig is. Ze snapt het niet. Communicatie is niet mijn beste eigenschap en als ik een hypo heb dan gaat het al helemaal niet. Daarnaast wil de pret niet drukken en me niet aanstellen. Het duurt een cola en een zakje bananenchips voor ik weer normaal kan doen.

De twee kilometer lange wandeling is in deze omstandigheden een stuk zwaarder dan we ooit hadden kunnen bevroeden. Aan het eind van de weg kunnen we de locale bus nemen naar Paramaribo. Het lopen gaat, maar niet van harte. De verzengende hitte brand keihard op ons hoofd en ik wil het liefst de fles water over mijn hoofd gooien. Auto’s rijden rakelings langs op de smalle weg met een snelheid die zich beter leent voor een racebaan. Ondertussen hopen we hardop dat we de bus niet net gemist hebben en we een uur ofzo moeten wachten.

We gaan harder lopen.
We zien tientallen busjes staan op een soort parkeerplaats. Het zijn kleine modellen en ze zien er allemaal anders uit. Allemaal kitsch, en kleurig. Dat wel. We vragen aan de rasta chauffeur, die het busje voor in de rij bezit, of hij naar Paramaribo gaat. “Ja toch.” Zegt hij relaxed. Op de vraag hoe laat hij gaat rijden krijgen we een typisch Surinaams antwoord. “Als we vol zitten toch.”

We stappen het gammele busje in. We worden aangestaard alsof we een Siamese tweeling zijn. Onze soortgenoten nemen dit transportmiddel nooit klaarblijkelijk. Alle ramen staan open, het volume van de muziek staat op tien en iedereen eet. Als we denken dat alle bankjes bezet zijn en we dus kunnen gaan rijden blijft hij nog steeds staan. Er klappen uiteindelijk in het gangpad nog wat zitplaatsen uit. Als die bezet zijn gaan we op weg. 300 meter later stopt hij alweer en stapt er iemand uit. Nog eens 250 meter verder stoppen we weer en stapt er iemand in. Het lijkt er op dat hij stopt als er iemand langs de kant staat of als er iemand uit moet stappen. Navraag aan een medepassagier leert ons dat dit inderdaad zo is. Ik vond iedereen al zo laat op het knopje drukken. Anderhalf uur en honderd stops verder zijn we er. Kosten: 3 srd voor allebei. Dit is nog €0.75.

We stappen in het volgende busje om naar Famirie te komen. Na vijf minuten zijn we er. We hebben niet het lef om te blijven zitten tot waar we echt moeten zijn. 100 meter voor onze straat stapt er net iemand in, dat stukje lopen we wel. Kosten: 2.5 SRD
Tijdens de korte wandeling worden we gebeld door het taxibusje dat ons naar Nieuw Nickerie moet brengen. Hij is er al. Een half uur te vroeg! Haast dus en we vragen ons af waar het hier mis gaat. Het is half vier en we zouden opgehaald worden tussen 4 en 5!
We zitten. Hennie zwaait vanachter het hek alsof hij zijn kinderen uitzwaait. Vier uur later komen we aan. Na twee bijzondere tussenstops. Ik weet het zeker, over dit land valt genoeg te schrijven en te vertellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten